Stomme oorlog, stomme mensen, stom geweld.

Ik lees het in zijn ogen, het kind is zo gekweld.

Hij kan maar niet begrijpen, snapt echt niet waarom.

Mensen dit elkaar aandoen, hij vindt de mensen stom.

 

Hij heeft alles al verloren, zijn familie is hij kwijt.

Wie zal er voor hem zorgen, wie heeft daarvoor de tijd?

Moe en verloren stromen tranen over zijn vuile gezicht.

Niets heeft hij nog over, overal donker, nergens licht.

 

Hij slentert door de straten en kijkt niet op of om,

reageert niet op de kogels,

ook niet op de vallende bom.

Een gierende fluittoon,

een lichtflits langs de maan

en als de stof optrekt, lijkt het net of hij nooit heeft bestaan.

 

Kinderen vragen niet om oorlog, kinderen zijn niet dom.

Daarvoor zijn het kinderen,

die vragen steeds waarom.

Oorlog is voor domme mensen,

heel erg ziek van geest.

Als het aan kinderen lag,

was er nog nooit een oorlog geweest..

 

 

Voorgelezen door Anna Keetels,

leerling van de Theo Thijssenschool

 

Terug naar overzicht