Lesbrief 5: Het dagelijks leven van de Joden:  werken, de taal en symbolen.

Werken.

Het leven voor de Joden is niet altijd gemakkelijk geweest in de Pekelder Veenkolonie. Dat begon al rond 1700 toen ze, net als asielzoekers tegenwoordig, eigenlijk niet in aanmerking kwamen voor een vergunning voor een vaste verblijfplaats. Daarmee werden ze toen net zo behandeld als landlopers en bedelaars.

Hoewel dat later stukken beter werd, zou je kunnen zeggen dat de Pekelder Joden altijd een beetje aparte gemeenschap binnen de dorpsgemeenschap van Pekela zijn geweest. Hun eigen godsdienst, hun eigen taal, hun eigen voedsel en hun eigen jaar- en weekindeling zullen daar een rol bij gespeeld hebben.

Wat betreft het werken mochten de Joden lange tijd bepaalde beroepen niet uitoefenen. Ze mochten wel een vrij beroep kiezen. Er wordt wel eens gezegd dat joodse beroepen te maken hadden met ‘de hak, het pak en de zak’. De ‘hak’ heeft te maken met het slagersvak, het ‘pak’ met de verkoop van kleren en ander textiel en de ‘zak’ hadden joodse koopmannen hun handelswaar waarmee ze langs de deuren liepen.

In Oude en Nieuwe Pekela waren aan het begin van de Tweede Wereldoorlog dan ook een aantal joodse slagers (als voorbeeld de familie Jo Kosses), een aantal joodse veehandelaren en een aantal joodse textielwinkels.(o.a. de families Mozes Polak en Nathan Gudema)

 

                                 

  Natuurlijk waren Joden ook in andere beroepen als horlogemaker, muzikant,  onderwijzeres, timmerman en schoenmaker werkzaam.

 Het Orkest Stoppelman, vader en zeven zonen, zorgde in Pekela en omgeving voor veel vreugde en dansplezier.

De taal.

De officiële taal van de Joden is het Hebreeuws. Natuurlijk spreken Joden in Nederland het Nederlands, maar in alle zaken die te maken hebben met hun geloof wordt het Hebreeuws geschreven en gesproken. En dat al wel 2000 jaar en over de hele wereld.

Voor mensen die niet Joods zijn is het wel even wennen als ze deze taal willen leren. Hebreeuws heeft namelijk andere letters dan die we in het Nederlands schrijven. En behalve dat: Hebreeuws schrijf en lees je van rechts naar links en van achteren naar voren.  Een boek in het Hebreeuws begin je dus rechtsboven op de laatste bladzijde.

Hieronder staat het Hebreeuwse alfabet, het Alefbeet. Rechtsboven staat de eerste letter, de A (Alef) en links daarnaast de B (Beet).

 

Nu is er nog een taal die door heel veel Joden gesproken wordt: het Jiddisch. Het Jiddisch is nog niet zo oud, ongeveer 1000 jaar en werd in Nederland veel gesproken door de Joden in de grote steden, vooral in Amsterdam. Het is dan ook geen wonder dat een aantal van die Jiddische woorden door Nederlanders -en ook door wat oudere inwoners van Nieuwe en Oude Pekela-  gebruikt worden. Zonder vaak te weten waar die woorden vandaan komen. Misschien ken je wel een paar uit het onderstaande lijstje.

Bajes               =          gevangenis

Gabber            =          vriend  

Gein                 =          pret

Gozer               =          kerel 

Jatten               =          stelen (maar ‘jatten’ betekent ook ‘handen’) 

Mazzel             =          geluk 

Pleite                =          verdwenen  

Smeris             =          agent   

Sores               =          zorgen  

Tof                    =          goed  

 

Symbolen.  

De Davidster.      

Het meest bekende symbool van de Joden is wel de zogenaamde Davidster. De ‘echte’ Davidster is blauw van kleur. Om herkenbaar te zijn voor de Duitsers moesten de Joden in de 2e WO een Davidster op hun kleding naaien. De kleur van die sterren was geel.

                                             

        

Koning David leefde omstreeks het jaar 1000 voor Christus en was een van de koningen van het joodse volk. Zijn zoon was de wijze koning Salomo en hij schijnt als eerste de Davidster bedacht te hebben. Uit eerbied voor zijn vader heeft hij er de naam Davidster aan gegeven.

 

  De Davidster is ook afgebeeld op de vlag van Israël.

 

De volgende Joodse symbolen hebben een betekenis in het Joodse geloof.

De chanoekia.

Een chanoekia is een kandelaar waar negen kaarsen in kunnen worden aangestoken. Die kaarsen worden aangestoken tijdens het Lichtfeest om te vieren dat de Joden in het jaar 165 voor Christus hun tempel in Jeruzalem weer hadden hersteld na een vernieling door daar wonende volken van Griekse afkomst. Als thuis de chanoekia brandt, in 2012 is dat van 9 t/m 16 december, dan worden er in de Joodse gezinnen spelletjes gespeeld, speciaal eten gekookt en cadeautjes gegeven.

 

 De menorah.

De menorah is een van de oudste Joodse symbolen. Het is een kandelaar waar zeven kaarsen in kunnen worden aangestoken. Deze kandelaar wordt veel gebruikt bij Joodse feestdagen met de bedoeling de mensen er aan te herinneren dat problemen alleen kunnen worden opgelost  met de hulp van God.   

 

 

De gebedsrollen. (De Tora)

Op de gebedsrollen staan de belangrijkste delen van de Joodse bijbel. De gebedsrollen worden bewaard in een speciale kast in de synagoge. Die kast wordt de Ark genoemd.

 

 

 Het keppeltje.

Joodse mannen (en jongens) dragen, als eerbied voor hun God, op het hoofd een rond lapje stof dat ‘keppeltje’ wordt. In tegenstelling tot vroeger dragen tegenwoordig steeds meer vrouwen een keppeltje in de synagoge.

                                               

Het eten.

Al ruim 4000 jaar eten en drinken Joden alleen voedsel dat ‘kosjer’ (geschikt) is. In hun bijbel wordt uitgelegd wat ze wel en niet mogen eten. Zo mogen ze bv. alleen vlees eten van dieren die herkauwen én gespleten hoeven hebben. En alleen vissen met vinnen én schubben. Voor melk en melkproducten geldt dat ze afkomstig moeten zijn van een kosjer dier.

 

Vragen en opdrachten bij ‘Lesbrief 5’.

1.                    Vragen.

Vraag 1.          Waarom zijn de Joden altijd een beetje een aparte groep gebleven binnen de bevolking van Nieuwe en Oude Pekela?

Vraag 2.          Noem drie beroepen die de Joden vaak uitoefenden.

Vraag 3.          Hoe lezen de Joden hun boeken.

Vraag 4.          Waar komt de naam Davidster vandaan.

Vraag 5.          Welk vlees en welke vis mogen de Joden eten.

 

2.                    Opdrachten.

Opdracht 1:    Zoek uit de advertenties op de eerste bladzijde drie woorden die tegenwoordig anders worden geschreven.

Opdracht 2:    Op de tweede bladzijde staan een aantal joodse woorden. Sommige komen voor in bepaalde uitdrukkingen. Zoek daarvan één op in een woordenboek.

Opdracht 3:    Bedenk een reden waarom de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog de Joden geen blauwe maar een gele Davidster lieten dragen.

Opdracht 4:    Bedenk wat de uitdrukking ‘Dat is niet kosjer’ betekent.

Opdracht 5:    De Joden hoeven hun keppeltje niet altijd te dragen. Zoek op wanneer ze het keppeltje altijd wel op hun hoofd moeten hebben.

Opdracht 6:    Zoek ergens op wanneer de staat Israël werd gesticht en wie de eerste president was.